Epidemieën
In de negentiende eeuw waren de hygiënische omstandigheden niet optimaal. Door vuil water en dergelijke was er in 1832 een tiental doden te betreuren door een cholera-epidemie. Het schijnt dat daarvoor een groter dodenhuis op de begraafplaats gebouwd is. Nadien kwamen opnieuw dergelijke epidemieën. Uiteindelijk besloot het gemeentebestuur van Lichtenvoorde in het midden van de 19e eeuw om de grachten in en om het dorp te dempen. Aan de grachten waren verschillende leerlooierijen gevestigd, die gebruik maakten van het oppervlaktewater. Wat moet het in die tijd ongelofelijk gestonken hebben in Lichtenvoorde! Het dempen moest door de particulieren die aan weerszijden van de gracht woonden zelf gedaan worden. Zij mochten, als beloning voor hun werk, de helft van de ‘gewonnen’ grond aan hun eigen perceel toevoegen. (Zie de bijgevoegde foto met beschrijving in het venster hieronder).
Bij de foto: Het Baarhuisje bij de Algemene Begraafplaats aan de Vragenderweg. In de begrafeniswet van 1872 werd onder andere bepaald dat nieuwe begraafplaatsen in verband met de hygiëne op minstens 50 meter van de bebouwde kom moesten worden aangelegd en dat er een lokaal op de begraafplaats moest komen, ingericht voor tijdelijke bewaring van overledenen aan een besmettelijke ziekte. Deze ruimte werd dodenhuisje of baarhuisje genoemd