Pasteurstraat
Raadsbesluit van 7 mei 1992
Louis Pasteur (Dôle, 1822 – Villeneuve l’Étang, 1895) was een Franse scheikundige, bioloog en bacterioloog, vooral bekend door zijn ontdekking van het vaccin tegen hondsdolheid en het naar hem vernoemde pasteuriseren.
Pasteur studeerde scheikunde en biologie aan de École Normale in Parijs. Na zijn studie werd hij in 1848 benoemd tot professor in de natuurkunde aan de Universiteit van Dijon.
Vervolgens was hij hoogleraar in de chemie in Straatsburg (1854) en Lille (1857). Daarnaast bekleedde hij van 1857 tot 1867 de functie van directeur en hoogleraar in de geologie, fysica en chemie aan de École Nationale Supérieure des Beaux-Arts. Tenslotte was hij van 1867 tot 1889 hoogleraar aan de Sorbonne in Parijs.
Na uitgebreid onderzoek concludeerde Pasteur dat micro-organismen of bacteriën de oorzaak waren van veel ziekten.
Hij ontdekte dat deze microscopisch kleine boosdoeners geëlimineerd konden worden door verhitting op een bepaalde temperatuur.
Dit proces, later bekend als pasteuriseren, bleek van uitzonderlijk groot belang.
Zijn methode wordt nog steeds toegepast, onder andere in ziekenhuizen, waar medische instrumenten, verbandmateriaal en operatiekleding door verhitting steriel worden gemaakt.
Ook in de voedingsindustrie wordt pasteurisatie gebruikt, bijvoorbeeld om melk langer houdbaar te maken.
Daarnaast slaagde Pasteur erin een hond immuun te maken voor rabiës (hondsdolheid).
Zonder formele medische bevoegdheid behandelde hij in 1885 de negenjarige Joseph Meister uit de Elzas, die door een hondsdolle hond was gebeten.
Pasteur diende hem enkele weken lang een rabiësserum toe, waarna de jongen genas.
Pasteur, een vrome katholiek die dagelijks de rozenkrans bad, overleed op 28 september 1895.
Aanvankelijk werd hij begraven in de Notre-Dame van Parijs, maar kort daarna werd zijn lichaam overgebracht naar de crypte van de kapel in het Pasteur Instituut in Parijs, waar hij zijn laatste rustplaats vond.