Molendijk
Molendijk
Raadsbesluit van 11 februari 1920
Aan de westelijke rand van het dorp, op een belt aan de Molenwal, heeft ooit een standerdmolen gestaan. De Heer van Lichtenvoorde bezat het windrecht, wat betekende dat hij de boeren verplichtte ( data-start="263" data-end="275">molendwang) hun graan in deze molen te laten malen. Daarnaast had hij het recht om de molen te verpachten.
Na de afschaffing van de molendwang in 1796 kwam de molen in particuliere handen. In 1844 werd aan de Lievelderweg een nieuwe beltmolen in gebruik genomen, die data-start="535" data-end="552">De Nieuwe Molen werd genoemd.
De oude molen raakte daardoor steeds minder in gebruik en verviel langzaam. Uiteindelijk werd hij in 1899 gedemonteerd, waarna de bruikbare onderdelen werden overgebracht naar Henxel, een buurtschap van Winterswijk.
Daar bleven de wieken nog tot 1920 draaien.
Het data-start="834" data-end="847">Molendijkje was tot 1904 een particulier pad, waarvan drie particulieren en een kerkelijke instantie ieder een stukje bezaten.
In 1903 verzochten enkele aanwonenden en belanghebbenden de gemeente om het dijkje te verbreden, door te trekken naar de Markt en de Broekboomstraat en te bestraten met klinkers.
De gemeente voelde er aanvankelijk weinig voor om een particulier dijkje te verbeteren, maar zag uiteindelijk het nut van het verzoek in.
Daarom besloot de gemeenteraad de vier stukjes dijk aan te kopen en het pad te verharden.
Oorspronkelijk was het plan om het wegdek met granietkeien ( data-start="1433" data-end="1447">kinderkoppen) te bestraten, maar vanwege de hoge kosten werd hiervan afgezien. In plaats daarvan kwam er een één meter breed middenpad van klinkers, terwijl de rest van het wegdek met veldkeien werd aangelegd.
De Molendijk bleef lange tijd een smalle weg. Door de woningen aan weerszijden was verbreding niet mogelijk. In 1926 gaf weduwe J.H. Holkenborg echter aan dat zij haar woning desgewenst aan de gemeente wilde verkopen. De gemeenteraad besloot tot aankoop, maar omdat er nog andere ‘verkeersbelemmerende obstakels’ aan de Molendijk stonden die nog geen eigendom van de gemeente waren, mocht de weduwe tijdelijk blijven wonen tegen een vergoeding. Pas veel later, nadat de overige obstakels in gemeentelijk bezit waren gekomen, werd de woning afgebroken.