Het landschap in de prehistorie
Het landschap in de prehistorie
Gedurende de voorlaatste ijstijd sleet het ijs laagtes uit in de bodem en op
andere plaatsen duwde het de bodem op tot stuwwallen. De wind vulde de
dalen deels met zand waarin beekjes en rivieren gingen stromen.
Veel later vestigden de mensen in deze streek zich permanent op die droge
hoogtes. In de middeleeuwen werden die hoogtes benut voor de landbouw
en door de jaarlijks opgebrachte plaggenmest werden de akkers daar steeds
hoger. Die verhoogde akkercomplexen werden essen genoemd. Tussen de
essen waren de laagten uiteraard vochtig; daar stroomden ook de beken.
Grote essen in onze buurt zijn onder andere de Eefseler Es, de Harreveldse Es,
de Lievelder Es en de Vragender Es. Die laatste is zo hoog, dat hij ook wel de
‘Vragender Bult’ genoemd wordt. De omgeving van De Hemmele en Zieuwent
bleef wat lager en vochtig, met hier en daar kleinere es-achtige verhoginkjes,
die nu ‘Horst’ (Rouwenhorst), ‘Borg‘ (Holkenborg) of ‘Reis’ (Wopereis) worden
genoemd. Elders heten die kleine esjes kampen. Van de zandrug langs de
Harreveldse Es, ook wel Harreveldse Bulten genoemd, is het ontstaan niet
geheel duidelijk.
Bij de foto: Grote steen op de Markt. Deze enorme kei is tijdens de ijstijden door het landijs naar de Tongerlose heide bij Vragender meegevoerd. In 1865 is hij ter gelegenheid van het zilveren regeringsjubileum van Koning Willem III naar de Markt in Lichtenvoorde gesleept door 99 schoenmakers.
Op de steen staat een leeuw met het gemeentewapen, inmiddels is dat al de derde leeuw. De inwoners van Lichtenvoorde danken hun
bijnaam aan deze sleeppartij: “Kei’nslöppers”.