Boomvalk:
B en W-Besluit van 25 Oktober 2010
De Boomvalk, falco subbuteo, is een trekvogel.
In april verschijnt hij in onze streken.
De vogel heeft een lengte van dertig tot vijfendertig centimeter.
Zijn gespikkelde borst, soms streperig, is geel met bruin en doet desondanks toch donker aan.
De rugzijde, de kop en de bovenkant van de vleugels zijn blauwgrijs, afgezet door witte wangen en een dito kleur halsvlek.
De bovenzijde van de poten zijn roestbruin gevederd, de onderpoten zijn geel en eindigen in scherpe klauwen.
Er is weinig verschil in verenkleed tussen mannetjes en wijfjes.
De boomvalk is een krachtige roofvogel, die er met zijn lange puntige vleugels uitziet als een grote gierzwaluw.
Het liefst verkeren ze in open gebied, afgewisseld door groepen bomen of hoog opgeschoten struikgewas.
Boomvalken nestelen in verlaten nesten van kraaien of die van vogels van vergelijkbare grootte.
De twee tot vier eieren worden door beide ouders ongeveer vier weken bebroed, al broedt het wijfje het meest.
De jongen kunnen na een week of vijf vliegen.
Boomvalken jagen vooral op kleine vogels die ze in de vlucht vangen, maar ook de grotere insecten, zoals bijvoorbeeld libellen, worden gegrepen.
In de maanden september en Oktober trekken ze naar de landen rond de Middellandse Zee.