Vogelkersstraat
Raadsbesluit van 24 april 1986
De gewone vogelkers (>>Prunus padus) behoort tot de rozenfamilie (Rosaceae) en kan uitgroeien tot een struik of boom van drie tot zeven meter hoog.
Deze soort is meestal een meerstammige boom die goed gedijt op vochthoudende zand- en lichte leemgronden. Hij komt voor langs bosranden, maar ook in open terrein.
De bladeren zijn ovaal van vorm, fijn gezaagd en eindigen in een spitse punt. De bovenzijde is glanzend groen, de onderzijde lichtgroen. De witte, tweeslachtige bloemen bloeien van april tot mei en hangen in trossen aan de takken. Elke afzonderlijke bloem is stervormig en heeft een behaarde binnenzijde. Later in het jaar ontwikkelen zich steenvruchten ter grootte van een erwt.
De gerijpte vruchten zijn glanzend zwart en worden graag gegeten door zaad- en vruchtetende dieren. De boom vermeerdert zich door zaadverspreiding en wortelopslag. Een verwante soort is de Amerikaanse vogelkers (>>Prunus serotina), die eveneens tot de rozenfamilie behoort.
Deze struik, door bosbouwers ook wel "bospest" genoemd, werd in het interbellum in Nederland geïntroduceerd als vulhout in naaldbossen, met de gedachte dat de bladverliezende bomen de humusvorming zouden bevorderen.
Achteraf bleek dit een fout:
De struik vermeerdert zich razendsnel, waardoor inheemse flora in de verdrukking komt. De bloei vindt plaats eind mei - begin juni, met trossen witte bloemen. De vruchten zijn ongeveer een centimeter groot, met een steen van zes millimeter. Bosbouwers en natuurbeheerders proberen al decennialang de Amerikaanse vogelkers uit te roeien, maar tot op heden is dit niet volledig gelukt.