Schutterij
Ooit moesten de burgers zichzelf beschermen tegen rondtrekkende bendes en ander gespuis. Ze moesten zelf zorgen voor een wapen en oefenden zich in het gebruik ervan.
De oudste gegevens die duiden op het bestaan van een schutterij in Lichtenvoorde stammen uit rond 1600.
Tijdens het kerkwijdingsfeest (‘kerkmis’, later ‘kermis’) deed het zogenaamde duif- of papegaaischieten zijn intrede.
Oorspronkelijk was dit een oefening om de schietvaardigheid van het schuttersgilde te vergroten, maar later werd het meer algemeen beoefend.
Tot aan de Franse Revolutie bestond in Lichtenvoorde zo’n schuttersgilde met rotmeesters, zogenaamde wijkbestuurders.
Tussen 1815 en 1901 gingen deze taken over naar de Nationale Militie.
Deze bestond uit mannelijke ingezetenen van een dorp of stad, vrijwillig of dienstplichtig, tussen de 25 en 35 jaar.
De militie kende in de vrijwillige Landstorm zijn opvolger (weerbare mannen die in tijd van nood onder de wapens konden worden geroepen).
Na die tijd ontstonden in Lichtenvoorde zogenaamde caféschutterijen die eenmaal per jaar hun vogelschieten organiseerden.
Voor 1929 was het vogelschieten het belangrijkste onderdeel van de kermis in Lichtenvoorde.
Echter, naarmate de optocht rond het wegbrengen van de vogel steeds groter werd, kwam het corso meer en meer in de belangstelling te staan.
Het werd tijd voor een andere aanpak.